zaterdag 10 juni 2017

Chemobrein

Omdat nadenken me zoveel moeite kost is het een tijdje geleden dat ik iets op dit blog schreef. In het ziekenhuis spreken ze van een chemobrein. Ik vergeet mijn fiets op slot te zetten, laat het gas aan staan, weet niet meer dat Robert vijf minuten geleden dag heeft gezegd en wordt hier doodmoe van. 

Ze zeggen dat het wel weer een keer goed komt. Ik hoop het. Het is zo lastig. De dingen die ik moet regelen schrijf ik op een lijstje wat ik op tafel leg zodat ik het de hele dag tegenkom en kan afstrepen wat ik gedaan heb.

Dinsdag is er in het ziekenhuis een PICC-lijn aangebracht zodat ik niet iedere week voor bloedafname en chemotoediening geprikt hoef te worden. De PICC-lijn is een soort ventiel waardoor bloed kan worden afgetapt of iets aan mijn bloed kan worden toegevoegd. Ik zag er nogal tegenop, ben niet zo goed in bloederige dingen. Maar het viel mee. En het ziet er ook niet eng uit doordat het ventiel in een gaasje is gepakt en met een grote pleister op mijn arm zit geplakt

Donderdag heb ik de eerste Taxolkuur gehad en sindsdien ben ik heel moe. Eerst van de medicatie tegen de bijwerkingen en vandaag zal het dan wel van de Taxol komen. Vanmiddag kwam ik om 13.00 uur mijn bed uit en om 14.30 uur ben ik een uur op de bank gaan dutten. Gelukkig heb ik daar alle tijd voor. 

Vandaag konden we naar een feest in Limburg maar dat leek me toch te intensief met heen en weer rijden en kamperen. Tot nu toe vielen feestjes en uitjes gunstig in de weekenden van de herstelweken. Nu ik iedere week een kuur krijg ben ik benieuwd of ik de weekenden nog wel in staat ben om iets sociaals te ondernemen. 

Vorige week hebben we de opening van het windpark gevierd. Dat was echt een ontzettend leuk feest. Ook die datum viel voor mij gunstig. En laat het nu maar lekker hard waaien in de polder.


Tegenwoordig gaat het in het mutsenatelier beter. Ik geloof dat ik nu doorheb hoe ik er iets fatsoenlijks van kan maken. Ik ben wel tevreden over de laatste maaksels en durf er zelfs de straat mee op.

Toen het zo warm was, liep ik in huis met mijn kale hoofd. Het buurmeisje van drie kwam binnenlopen en vroeg of ik naar de kapper geweest was. Ik bevestigde dit en vertelde dat ik het niet zo mooi vind. Daar was ze het niet mee eens.